Jacques Coene

Vlaams boekverluchter, paneelschilder en architect, afkomstig uit Brugge en actief in de late 14e eeuw en het begin van de 15e  eeuw. Werkte in Parijs en Milaan, in welke laatste stad hij in 1399 meewerkte aan de bouw van de kathedraal. Jacques Coene behoorde tot de cirkel van en was misschien pupil van de Meester van Boucicaut. Wellicht kan hij zelfs worden vereenzelvigd met de Meester van Boucicaut. In dit verband is het hierna volgende van belang.

Jacques Coene, Haincelin de Haguenot en Imbert Stanier en de voor Philippe le Hardi vervaardigde bijbel

De naam van Jacques Coene komt voor in een document uit 1407, waaruit blijkt dat hij, samen met Haincelin de Haguenot en Imbert Stanier, in 1404 betaald werd als een van de verluchters van een in opdracht van Philippe le Hardi vervaardigde bijbel. De tekst van dit document van 22 mei 1407 luidt als volgt:

“A Jaques Rapponde, la somme de LX fr. D’or, lesquelz du commandement de feu mons. Le duc, cui Dieu perdoint! Et par ordonnance de maistre Jehan Durant, conseiller de mondit Sr, ycellui Jaques bailla et délivra pour faire ystoires en la Bible en latin et en françoiz que ledit feu Monsr. faisoit faire; laquelle mondit Sr. A donnée a Monsr. de Berry; aux personnes qui s’ensivent, c’est assavoir: a Ymbert Stanier, enlumineur, XXIIII fr. Le premier jour de mars mil cccc et III. Item, le IIIe jour dudid mois en suivant a Jacques Cone, paintre, XX fr. Item a Hainsselin de Haguenot, enlumineur, le XVIIe jour de mai mil cccc et quatre, XVI fr. Pour ce, par mandement de mondit Sr donné a Conflanz-les-Paris le XXIIe jour de mai, mil cccc et sept”.

Uit dit document blijkt dat Jacques Raponde, agent van Philippe le Hardi en Jan zonder Vrees, vergoed werd voor de bedragen die hij in 1404 betaalde voor de verluchting van een bijbel. De betaling vond plaats in opdracht van Jean Durand, arts en raadgever van Philippe le Hardi. Deze bijbel werd vervolgens door de zoon van Philippe le Hardi, Jan zonder Vrees, geschonken aan hertog Jean de Berry. Helaas kan deze bijbel thans niet in verband worden gebracht met enig handschrift dat op de inventarislijsten van deze Jean de Berry voorkomt noch met enig ander ons bekend handschrift (aldus Meiss 1968, p. 61).

De bijbel met signatuur ms. fr. 166 in Parijs, Bibliothèque Nationale

Het toeval (?) wil echter wel dat de in bovenstaand document genoemde arts en raadsheer Jean Durand degene was die in de jaren 1402-1404 de Gebroeders van Limburg onderdak verschafte toen zij werkten aan de verluchting van een “très belle et très notable Bible” voor eveneens Philippe le Hardi. Deze bijbel, net als de bijbel uit het document geschreven in het Latijn en Frans, is geïdentificeerd als de bijbel die thans onder signatuur ms. fr. 166 wordt bewaard in Parijs, Bibliothèque Nationale. De verluchting van deze bijbel is nooit voltooid, alleen de miniaturen op f. 1-32v kunnen aan de Gebroeders van Limburg worden toegeschreven.

Latere delen zijn verlucht in de loop van de 15e eeuw. Is wellicht deze verdere verluchting toevertrouwd aan de drie in het document genoemde kunstenaars? Of moet worden aangenomen dat Philippe le Hardi min of meer gelijktijdig twee bijbels in opdracht gaf? Hoe het ook zij, de omstandigheid dat ms fr 166 onvoltooid is gebleven, terwijl de niet aan de Gebroeders van Limburg toe te schrijven verdere verluchting van dit handschrift op geen enkele wijze de tussenkomst van onze drie kunstenaars laat vermoeden, terwijl ook een eventuele 2e bijbel spoorloos is, zorgt ervoor dat ons een middel is ontnomen tot identificatie van de stijl van genoemde drie kunstenaars (Villela-Petit 2003, p. 41).

Identificatie van de Meester van Boucicaut als Jacques Coene?

Het is de grote geleerde Paul Durrieu die in 1905 voorstelt de Meester van Boucicaut te identificeren als Jacques Coene, waarbij hij met name verwijst naar de Italiaanse invloeden die spreken uit het werk van de Meester van Boucicaut. Aangezien Durrieu ook de Italiaans beïnvloede miniaturen uit de Très belles heures de Notre-Dame de Bruxelles (Brussel, Koninklijke Bibliotheek Ms 11060-11061) aan de Meester van Boucicaut toeschrijft, hetgeen later onjuist blijkt, wordt zijn theorie inzake voormelde vereenzelviging in de latere literatuur  verontachtzaamd. Zo bijv. Panofsky 1953, p. 54, die, hoewel hij de Meester van Boucicaut veeleer beschouwd als een Frans-Vlaamse artiest dan als een Fransman pur sang, toch de hypothese van de vereenzelviging onbewezen noemt.

Pas Meiss 1968 pakt de theorie van Durrieu weer op en noemt op  p. 62 een aantal aanvullende redenen op grond waarvan identificatie van de Meester van Boucicaut als Jacques Coene mogelijk is. Zo ziet hij Coene’s werk als architect terug in een aantal buitengewone afbeeldingen van gebouwen in het getijdenboek van Boucicaut en in handschrift Londen, British Library, ms. add. 16997.

De recente literatuur echter wijst de identificatie weer af, waarbij gewezen wordt op het de in tijd verschillende perioden waarin beide peroonlijkeden traceerbaar zijn. Zo is Jacques Coene alleen aanwijsbaar in documenten die dateren van 1388 tot 1404, terwijl de aanvang van de productie van de Meester van Boucicaut dateert van de jaren 1408-1418 (Villela-Petit in Parijs 2004, p. 203).

Heidelberg, Universitätsbibliothek, Cod sal Ixa, f. 108: God de Vader

Identificatie van de Meester van de Mariakroning/Meester van de Kroning van de Maagd als Jacques Coene?

Nadat de vereenzelviging van Jacques Coene met de Meester van Boucicaut thans niet meer wordt aanvaard, is ruimte ontstaan voor andere theorieën op basis waarvan getracht wordt de enigmatische figuur van Jacques Coene ook als boekverluchter een plaats te geven. Zo heeft Chatelet 2000 het voorstel gedaan de Meester van de Kroning van de Maagd als Jacques Coene te identificeren. Ook Meiss 1968, hoewel komende tot een andere identificatie, wijst op p. 61 op de stijlovereenkomsten tussen de Meester van de Mariakroning en de Meester van Boucicaut en op de omstandigheid dat zowel deze meesters als Jacques Coene werkzaam waren voor dezelfde opdrachtgever, Philippe le Hardi.

Werken van Jacques Coene

Gelet op voorafgaande zal niet verbazen dat het thans niet mogelijk is met een redelijke zekerheid werken aan Coene toe te schrijven. Indien Coene alsnog met de Meester van Boucicaut vereenzelvigd dient te worden, kan de bij deze meester opgenomen Catalogus worden geraadpleegd; zou Coene te vereenzelvigen zijn met de Meester van de Mariakroning dan dient de Catalogus van deze meester te worden geraadpleegd. Om toch een beeld te krijgen is een tweetal werken met afbeeldingen opgenomen, waarbij het getijdenboek uit Napels tendeert naar de stijl van de Meester van Boucicaut, terwijl het missaal uit Heidelberg en dan met name de afbeelding van de tronende God de Vader als voorloper kan worden beschouwd van de miniatuur met de kroning van de Maagd uit het handschrift thans bewaard in Parijs, Bibliothèque Nationale, ms. fr. 242 folio A, aan welke miniatuur de Meester van de Mariakroning zijn naam ontleent (zie Chatelet 2000, p. 108, 109).

Napels, Biblioteca NVE III IB 27, f. 85: annunciatie aan de herders

Catalogus

Heidelberg, Universitätsbibliothek

Cod sal Ixa missaal, Parijs (?), ca 1400-1405 (?) literatuur: Chatelet 2000, p. 108, 109

Napels, Biblioteca Nazionale Vittorio Emanuele III

I. B. 27 getijdenboek, Parijs (?), ca 1400-1405 (?) literatuur: Italian Libraries 1997, p. 118-9

Literatuur

  1. Durrieu 1905
  2. Panofsky 1953, p. 54
  3. Meiss 1968, p. 60-62
  4. Avril & Reynaud 1993, p. 266
  5. Italian Libraries 1997, p. 118-119
  6. Smeyers 1998, p. 185
  7. Chatelet 2000, p. 106-109
  8. Parijs 2004, nr. 162, p. 203, 205, 263