jacques_de_guise_chroniques_de_hainaut_frontispiece_kbr_9242-kopie

Brussel, Koninklijke Bibliotheek, ms 9242, f.1: presentatie aan Filips de Goede, f. 77r (detail) door Rogier van der Weyden

Rogier van der Weyden

Vlaams primitief aan wie één miniatuur wordt toegeschreven, te weten de presentatieminiatuur uit een voor Filips de Goede, hertog van Bourgondië, gemaakte versie van de Chroniques de Hainaut. Het betreffende exemplaar is vertaald door Jean Wauquelin (zie ook: Werkplaats van Wauqelin). De kwaliteit van de miniatuur is uitzonderlijk hoog. De hertog wordt in het perspectivisch correct uitgevoerde interieur omgeven door zijn raadslieden en hovelingen. Gekleed in het zwart is hij links vergezeld van kanselier Nicolas Rolin en van Jean Chevrot, de bisschop van Doornik die was belast met de dagelijkse leiding van de hofraad. Rechts van de hertog herkennen we de jonge Karel, de opvolger van Filips, samen met enkele ridders van het gulden vlies. Op het voorplan knielt een man neer voor de hertog, waarschijnlijk de vertaler van de tekst, Jean Wauquelin. Hij biedt de afgewerkte codex aan.

Deze miniatuur, een van de meest gevierde van de Vlaamse boekverluchtingskunst, kan gezien worden als één van de eerste groepsportretten. Dit tafereel luidt een lange traditie in. Analoge scènes, die vaak rechtstreeks gebaseerd zijn op de beschreven frontispice, komen voor in tal van andere handschriften, gemaakt voor personen van aanzien. Het heraldische decor rondom de pagina benadrukt het ceremoniële karakter van de scène. De wapens stellen alle regio’s voor waarover Filips regeerde.

De toeschrijving van de miniatuur aan Rogier van der Weyden kent een lange geschiedenis: G.F. Waagen was in 1847 en 1862 de eerste, zie Waagen 1862, p. 110, 111: “Dass Rogier, gleich seinem Meister Jan van Eyck, auch in Miniatur gemalt hat, beweist das Blatt an der Spitze einer Chronik des Hennegau von Jacques de Guise, in der Bibliothek der alten Herzoge von Burgund zu Brüssel, welches darstellt, wie er dieses Manuscript dem, von seinem Sohn Karl dem Kühnen und den Grossen seines Hofes umgebenen Herzog, Philipp dem Guten, knieend überreicht. Dieses Bild gehört in der Lebendigkeit und Individualisirung der Köpfe, in der Haltung, der Kraft der Farbung, der Freiheit der Behandlung zu den schönsten Miniaturen, welche diese Schule in Belgien hervorgebracht hat.” Nochtans bestaat onder de geleerden weinig overeenstemming over het antwoord op de vraag of de miniatuur een eigenhandig werk van Rogier van der Weyden is of moet worden toegeschreven aan diens werkplaats. Een kort overzicht:

  • Winkler 1925, p. 165: “Das Titelblatt des 1. Bandes wird wohl mit Recht als Arbeit des Rogier van der Weyden angesehen.”
  • Panofsky 1953, p. 268 noot 3: “That Roger himself is reponsible for the design of this beautiful page is highly probable, not only because the composition was frequently imitated…but also because the heads closely resemble Roger’s authentic portrayels of the same personages in style and interpretation. The manual execution of the page may, however, have been left to a professional illuminator.”
  • Delaissé 1959, nr. 27: “Das bild wird Roger van der Weyden zugeschrieben. Nichts beweist indessen, dass es nicht das Werk eines Miniaturmalers ist. Wäre die Miniatur die Arbeit eines Tafelmalers, hätte das Buch die Werkstatt verlassen müssen und wäre nie wieder dorthin zurückgekehrt. Denn welcher Künstler wäre damit einverstanden gewesen, dass sein Werk in die Hände von Illustratoren gelangte, die er verachtete? Wie sollte mann sich ausserdem die enge Verwandschaft zwischen diesem Titelblatt und dem des Girart in Wien (cod. 2549) und des Alexander in Paris (ms fr 9342) erklären? Wie wäre es zu erklären, dass diese Zeichnung vier Jahre später in der Regierung der Fürsten (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, ms 9043) genau wiederholt wurde, einem anderen Werk Wauqelins, der damals noch in Mons lebte, wobei das Kolorit in keiner Weise dem Vorbild entspricht? Die einfache erklärung ist, dass der von einem Illustrator angefertigte Entwurf für die Chronik von Hainaut in der Werkstatt aufbewahrt worden war.”
  • Pächt 1994 (1997), p. 66, 67: “There is one secular costume picture of the period that is stylistically very close to Rogier and may indeed be a work of his hand. This is the frontispiece or dedicatory miniature of the Chroniques de Hainaut of 1446. Perhaps because it is a manuscript illumination, it is not easy to match its composition anywhere in Rogier’s oeuvre, which is otherwise composed exclusively of panel paintings; hence, also, the difficulty of deciding whether it is by his hand. We recognize the familiar physiognomies of Duke Philip the Good, his son Charles the Bold as a youth, Chancellor Rolin and Bishop Chevrot. And, even if the combination of these portraits in this particular miniature is not Rogier’s own work, they all clearly derive from authentic portrait drawings by his hand.”
  • Campbell 2006, p. 97: “I hope that you will agree that we may see this miniature as the creation of both the mind and the hand of a great genius and that this genius must have been Rogier van der Weyden.

jacques_de_guise_chroniques_de_hainaut_frontispiece_kbr_9242

Brussel, Koninklijke Bibliotheek, ms 9242, f.1: presentatie aan Filips de Goede, f. 77r door Rogier van der Weyden

Catalogus

Brussel, Koninklijke Bibliotheek

Ms 9242, Jacques de Guise, Chroniques de Hainaut (vertaling door Jean Wauquelin), Mons, Brussel of Tournai, 1447-1448, één miniatuur, te weten op f. 1 de presentatieminiatuur door Rogier van der Weyden dan wel diens werkplaats, overige verluchting door Dreux Jehan, en anderen, (deels) behorende tot de Werkplaats van Wauqelin

Literatuur

  1. Waagen 1862, p. 110, 111
  2. Van den Gheyn 1909 (9), nr. 6419
  3. Friedländer 1924, band II, p. 39-40
  4. Winkler 1925 (1978), p. 165
  5. Panofsky 1953, p. 268, 282, 292-4, notes 261 (4), 268 (3), 282 (3), 286 (5), 291 (5)
  6. Brussel 1959, nr. 42
  7. Delaissé 1959, nr. 27
  8. D’Ancona & Aeschlimann 1969, nr. 115
  9. Brussel 1977 (2), nr. 5
  10. Gaspar & Lyna 1989, p. 9-25
  11. Pächt 1994 (1997), p. 66, 67
  12. Smeyers 1998, p. 288-291
  13. Van den Bergen-Pantens 2000
  14. Los Angeles-London 2003, nr. 3, p. 90-93
  15. Campbell 2006